>

Kelip-Kelip

De pezige schipper wond er geen doekjes om. Hij manoevreerde de boot met ervaren precisie en bonkte haar voorzichtig, bedreven draaiend aan het stuurwiel en tegelijk voor- en achteruitschakelend met de buitenboordmotor - om de achterkant van de wispelturige boot onder controle te houden - met haar neus tegen de kade en rende daarna vanaf zijn stuurpositie atletisch heen en weer om haar stevig vast te leggen. De voorkant, daarna de weifelende achterkant, die na een ruk met z'n dunne maar gespierde armen aan de kadepaal, weinig keus meer had. Het tafereel inspireerde vertrouwen. Met deze man en z'n getaand gelaat - ongetwijfeld door een levenlang op het water - niet groot van stuk maar overduidelijk in controle, zouden we zeker niet verdrinken in de modderige rivier, waarop de boot nu rustig heen en weer kabbelde. Ze stroomde langs Kuala Selangor, een visserdorp waar we verbleven en mondde uit in de Malacca Strait, de zee aan de kust van West-Maleisië, een paar kilometer voorbij het dorp.


_ _ _



Kuala Selangor in de schemer van zonsondergang.

_ _ _


Ik staarde naar het stromende bruine water en kon alleen raden wat er zich allemaal onder die troebele oppervlakte ophield aan levensbedreigend gedierte als krokodillen, anaconda's en bloedzuigers.

“Lekker naar buiten, de natuur in”. Het is een West-Europese luxe die ze hier niet kennen. De natuur is hier levensgevaarlijk. Heet, gemeen, giftig, wurgend of parasitair. Van dodelijke muggen tot slangen tot duizendpoten tot spinnen en schorpioenen tot een zonnesteek tot uitdroging. Onvoorbereid en met te weinig kennis? De natuur hier kent geen mededogen en straft je genadeloos af.

De dag ervoor nog, in onze vers opgemaakte hotelkamer die we voor het eerst betraden.

Je kent het gevoel wel. Je hebt een hotelkamer geboekt, je krijgt de sleutel, en dan wil je zien waar je de komende nachten moet doorbrengen. Valt het mee of valt het tegen? Als het uitpakken van een cadeautje. Je opent de deur voor een eerste blik - oh best groot - verkent de kamer - mooi uitzicht - test de bedden - oh kijk, we hebben een balkon - en inspecteert de badkamer - maar waarom geen stoel op het balkon, moeten we op de grond zitten ofzo - en dan vel je je totaaloordeel. Vaak probeer je de tegenvallers weg te rationaliseren. Vlekken in het beddengoed, schaamhaar in het doucheputje of geen stoel op het balkon... zo duur was het niet. Je wilt je vakantie niet meteen verzieken met teveel Eerste Wereld gechagrijn. Maar toen ik, niet ontevreden over de boeking, de klep van de WC in de badkamer optilde, was het insect dat ik aantrof - schuifelend over de WC-bril - wel een beetje een onaangename verrassing. Niet zozeer omdat ik meteen in de gaten had waar we mee te maken hadden, maar omdat je in de tropen liever helemaal geen insecten op je WC-bril ziet. Vooral het idee dat je midden in de nacht met je blote kont op iets giftigs landt, of dat iets obscuurs zich mogelijk probeert te nestelen in je bilspleet? Warm en vochtig, het ideale klimaat voor zo'n beetje alles hier.

“E.” riep ik heel hard en alvast een beetje in paniek “kom eens kijken, wat is dit ding?” E., lokaal als hij is, is de expert in alles wat hier rondvliegt en rondkruipt. Al weet hij ook niet van elk insect wat het precies is, de gevaarlijke varianten weet hij er meestal wel uit te filteren door z'n jarenlange ervaring in dit land. Het diertje zag er wat onbeduidend uit: dun, niet langer dan een centimeter en ik dacht in eerste instantie dat we te maken hadden met een kleine duizendpoot. Nou weet ik dat duizendpoten hier lelijk kunnen bijten en dat kleiner meestal betekent giftiger, dus vandaar mijn verzoek tot een consult door E..

E. herkende de snoodaard meteen.

“That's a Charlie ant! Very poisonous! Don't touch.”

Wat wil het toeval? Een paar dagen voor deze ontmoeting met de Charlie ant had ik een documentaire gezien over een zeer gemene kever. Zoals toeval soms bijna lijkt alsof het universum je iets duidelijk wil maken? Dit beestje leek er meer en meer op. Klein, onbeduidend, giftig als een cobra.
“Is een Charlie ant hetzelfde als een rove beetle?” vroeg ik, half hopend dat het niet waar zou zijn en dat we met de giftige Charlie ant gezelliger uit zouden zijn. E. trok z'n mobiele telefoon, nadat hij Charlie had platgedrukt met z'n slipper, en startte Google... rove beetle...
“Yes! It's a rove beetle.” In Maleisië ook wel bekend als Charlie ant, omdat hij iets wegheeft van een mier.

“Oh my god.”

De pussende blaren, open wonden en aangevreten lichaamsdelen uit de documentaire, waren de eerste beelden die alarmerend begonnen te knipperen voor m'n geestesoog. Vlak daarna de beelden van m'n eigen aangevreten lichaamsdelen... want die kever zat hier in levende lijve doodgedrukt op de WC-bril. In onze hotelkamer! Dit was geen documentaire maar het echte leven! Mijn leven!

Was het de enige rove beetle in deze hotelkamer of zat er ergens een nest verstopt? Voorzichtig inspecteerde ik het toilet, de badkamer, alle hoeken en gaten.

Het gemene van de rove beetle is dat hij niet bijt maar spuit. Gif uit z'n achterste. En dat gif zit ook in z'n bloed. Dus wat doet een ignoramus reiziger, die nog nooit van dit kleine beestje gehoord heeft? Die mept het ding dood op z'n arm of op z'n been. Of nog akeliger: de risicomijdende toerist, die houdt van zekerheid. Die wrijft em helemaal kapot! Waarna de kever niet alleen z'n gif over je uitspoot tijdens de initiële klap, maar met z'n bloed een groot stuk arm of been - of erger - besmette. Daarna zit het gif ook op de hand waarmee je het beestje doodwreef.
Dan voor het ultiem gemene: je voelt niets.
Het insect is dood. Probleem opgelost denk je. Maar zonder dat je het in de gaten hebt zit er gif op je been of arm, dat langzaam door je huid naar binnen trekt. Pas twaalf uur later begint het te irriteren. Vierentwintig uur later zit de plek onder de beginnende blaren en lijd je ernstige brandende pijn. Een week later is het een pussende open wond en met pech wreef je ook nog met je hand in je ogen en ben je inmiddels blind of lag je gillend van ellende twee dagen later in het ziekenhuis met blaren op je oogbollen. Littekens of blindheid gegarandeerd als je je na minstens twee weken eindelijk een beetje beter begint te voelen.

Na wat meer Google was het duidelijk: het hotel bevond zich aan de rand van een rivier met aan de overkant jungle. Ideale omstandigheden voor de rove beetle. De kever was vermoedelijk de avond ervoor, voordat wij de kamer in ontvangst namen, binnengevlogen door de geopende balkondeur, aangetrokken tot het licht. Ze zijn niet agressief. Ze vallen geen mensen aan en het gif is slechts ter verdediging, als je em lastig valt. Maar ja, dat doen we nogal snel met insecten: ze lastig vallen.

Een snelle inspectie van de hotelkamer leverde een verdachte plek op de rand van de muur en het plafond. Maar het was te hoog om goed te kunnen zien wat voor een insect dat was. Er niet gerust op was het eerste idee: we kopen een bus insectenbestrijding en ontsmetten de hele hotelkamer.

Ik hou niet van gif. Het wordt hier voortdurend gebruikt, binnen, tegen muskieten - met name preventie tegen dengue - een tropische ziekte veroorzaakt door een virus dat wordt verspreid door muggen - maar het is dodelijk voor veel meer insecten en andere onschuldige kleine beestjes, die allemaal zo hun nut hebben. Ik ben ook niet dol op die initiële reactie ‘maak het dood': ik zet het liever naar buiten.
Maar “Principen fürhen zum Teufel” schreef Goethe en in dit geval had hij gelijk. Niet zozeer naar de duivel, maar wel naar de hel (van pijn en pussende blaren). Het idee om te slapen in een hotelkamer met rove beetles en niet te weten wat ik met m'n slaapdronken hoofd zou doen als er één op m'n blote buik zou landen - het beestje wellicht pletten zonder dat ik het in de gaten had - was teveel van het slechte. Ze moesten dood of ik zou helemaal niet slapen. Daarbij, laten we wel wezen: de rove beetle was zelf ook niet vies van vergif. Het was gewoon een koekje van eigen deeg, rationaliseerde ik mijn ecologische principes het raam uit.

Goethe knikte instemmend.

De eerste nevelige lading uit de grote blauwe bus was richting het mysterieuze insect op het plafond, dat nog steeds niet bewogen had. Na de spray kwam daar verandering in. Het insect begon te kruipen en viel half dronken door het gif van het plafond, ergens vlak voor m'n dansende voeten. E. raapte het op.
“Laat liggen” riep ik geschokt, klaar met m'n beslipperde voet om de gifbom dood te trappen, “da's een rove beetle, ben je gek, wat doe je nou?” Het insect zag er, met mijn niet al te beste ogen en zonder bril, precies hetzelfde uit als het dode exemplaar in de badkamer.
“Nee” zei E. overtuigd, die inmiddels wel doorhad dat ik nu overal rove beetles zag “dit is een termietvlieg” en dropte het onschuldige halfvergiftigde diertje op het balkon.
Daarna was de gehele hotelkamer aan de beurt, inclusief badkamer, waarna we de dodelijke ruimte snel verlieten om haar een paar uur te laten weken in het neerdalende gif, terwijl wij bijkwamen van al dat avontuur onder het genot van een verkoelend drankje en de perfecte maaltijd: Kuala Selangor staat bekend om z'n uitmuntende sea food. Ik veronderstelde niet dat de termietvlieg onze rampage overleefd had, maar ik zou die nacht tenminste slapen zonder zorgen over rove beetles.


_ _ _



De doodgedrukte rove beetle. Het oranje gif zichtbaar vanuit z'n achtereind.

_ _ _


Wij zouden die avond stroomopwaarts varen, richting het binnenland. Het was een warme dag geweest met volop zon en een vochtige 34 graden. De bries over de rivier in de schemering, de zon net over de horizon, voelde aangenaam verkoelend in dit land van altijd zweet. Wind is er zeldzaam, tenzij vlak langs de kust of in het pad van een naderende onweersstorm.

E. stapte voortvarend in de wiebelende boot. Ik greep me iets steviger vast, verloor bijna m'n slipper tussen wal en schip, maar belandde uiteindelijk veilig op het voorschip, waar ik door de tanige schipper naar beneden werd gedirigeerd, richting de reddingsvesten, die op een stapel klaarlagen op de lange banken aan weerszijden van de overdekte boot. Veiligheid eerst. Weer een pluspunt voor deze kapitein.

Na vrijgemaakt te zijn van de kade, met alle toeristen op de bankjes in zwemvest, gaf de schipper gas en stoof de boot er grommend vandoor, met een snelheid die ik niet had verwacht. Meer iets voor een speedboot dan voor een boot vol met toeristen. Ik realiseerde me opeens dat ik eerder die dag boomstammen had zien drijven in deze rivier, dat de boot geen zoeklicht had en dat onze schipper vermoedelijk daarom zo intens gefocust vanachter z'n raampje, half staand met één been op de vloer, naar buiten staarde, het duister in. Een botsing met deze snelheid met een boomstam of wrakhout of een andere toeristenboot - we waren niet de enige boot richting de kelip-kelip - zou desastreus zijn. Ik vroeg me af of naast het zwemvest een helm ook niet slim was geweest.


_ _ _



Een vergelijkbare toeristenboot.

_ _ _


Na ongeveer tien minuten over het water te hebben geraasd vertraagde de boot en scheerde vlak langs de jungle aan de rivieroever, de takken van diverse begroeing in je gezicht als je niet goed oplette. Ik had zelf nog niet helemaal door waarom de vertraging, totdat de kreten van de overige toeristen duidelijk maakten dat we waren gearriveerd.

Toen zag ik ze ook.

Verscholen in het duistere gewas langs de rivieroever, duizenden knipperende lichtjes, als een bos met kerstbomen: kelip-kelip. Vuurvliegjes. Tientallen meters langs de oever, tot zo'n twee meter hoogte.

In die moorddadige natuur, tussen al dat giftige, opeens deze schoonheid. Zo kan het hier dus ook.

Wat me opviel was de stilte. De knipperende vliegjes maakten geen enkel geluid. Geen gezoem of getjirp. Alleen maar dat vreedzame geknipper. Op een interne biologische dimmer, want het was geen abrupt aan en uit, maar een snel inzoomen en na een seconde of wat snel uitzoomen. Allemaal op hun eigen dromerige frequentie.

Enkele vliegjes vlogen de boot in en E. wist er eentje te vangen. Met het licht van z'n mobiele telefoon keken we voorzichtig in z'n knipperende handen.
“Net een rove beetle” giechelde ik een beetje teleurgesteld, toen ik het ietwat onbeduidend insect van dichtbij bekeek: een klein bruinig niemendal, daar waar ik minstens één of andere pauw onder de insecten had verwacht.

Totdat z'n lampje aanging.

Daar was niets niemendal aan.

En weer uit.

De boot maakte vaart en het vuurvliegje werd vrijgelaten. Het kon de boot niet meer bijhouden en wapperde knipperend uit zicht.

Met de zwoele wind en geur van Maleisië in m'n gezicht, op de weg terug, het gebulder van de buitenboordmotor en het opspattende water, razend over die onbekende rivier, na het schouwspel van de vuurvliegjes, overviel me dat zeldzame gevoel dat vaak maar seconden duurt: een melancholieke tevredenheid over het hier en nu. Nergens anders willen zijn dan in dit moment. Niets anders willen voelen dan in dit moment. Melancholisch, omdat je weet dat het niet kan duren... aan alles komt een eind.

Lampje aan...

Lampje uit...

Kelip-kelip.







OTHER STORIES